Freud noemde dit defensieve projectie: je projecteert een ongewenste eigenschap van jezelf op de ander, omdat je er niet aan wilt dat jijzelf die eigenschap hebt. Dat betekent niet alleen dat je je er gauw aan ergert, maar ook dat je die eigenschap sneller opmerkt bij anderen. En misschien zelfs wel waarneemt als ie er helemaal niet is!
Dat werkt net als bij elke andere gedachte die je wilt onderdrukken. Als je niet aan witte beren mag denken, moet je er juist aan denken. Als je niet van jezelf wilt weten dat je een betweter bent, onderdruk je gedachten aan betweterigheid; daardoor is die eigenschap eigenlijk steeds aanwezig in je hoofd, en ploept naar boven zodra iemand zijn mening ventileert.** Of neem iemand die gierig is en dat niet van zichzelf wil weten. Die mag van zichzelf niet denken “Ik ben gierig”, en dat lukt ook wel, maar in her café met vrienden houdt die persoon drommelsgoed in de gaten of iedereen even vaak een rondje geeft. Mist iemand een keer zijn ‘beurt’, dan denkt de gierigaard ‘Die probeert zeker een rondje uit te sparen’. Terwijl het heel goed kan zijn dat die ander daar juist helemaal niet mee bezig is, en gewoon niet in de gaten had dat het zijn beurt is.
Het verschijnsel van defensieve projectie illustreert iets essentieels over onze waarneming van anderen. Wat we zien, zit vaak meer in “the eye of the beholder” dan bij de ander. Dat betekent dat je veel over jezelf kunt leren door te letten op je eigen interpretaties. Als je bepaalde zwakheden snel constateert bij anderen, of je er kapot aan ergert, dan moet je je eigenlijk éérst afvragen of je die zwakheid zelf ook hebt. Op die manier bekeken is iedere ergernis een kans om iets over jezelf te leren.
** Newman, L.S., Duff, K.J. & Baumeister, R.F. (1997). A new look at defensive projection: Thought suppression, accessibility, and biased person perception. J. of Pers. & Soc. Psychol., 72, 980-1001.